Het is eens tijd is om een verhaaltje over de zee te vertellen.
op de schepen was het vroeger maar een beetje behelpen, je zelf wassen, op het eerste gezicht is dat niet zo’n probleem, maar op de oude schepen was het eigenlijk van onder geschikt belang.
Een lichtmatroos werkt als assistent van de bootsman en kwartiermeester op een zeilschip.
Hij zorgt voor de veiligheid van de gasten, maar verricht ook benedendeks huishoudelijke taken.
Een lichtmatroos is na de dek man de laagste in hiërarchie.
De lichtmatroos, dat is een deftige naam voor een bakkie jongen, zo moest hij het water, waar men zich mee kon wassen, midscheeps met een zwengelpomp op pompen.
Daarna met twee volle emmers water door de machinekamer, naar het washok lopen.
Als er in de machinekamer water gemorst werd nou dan waren de rapen gaar en kreeg de jongen ongenadig op zijn duvel en moest hij het gemorste water op dweilen.
Van de twee volle emmers water maakte hij maar vier half volle, maar voor stokers moest veel meer water komen, zij moesten de kolenstof van hun lichaam weg wassen.
Het washok was meestal in een gang of ineen hok bij de slaap en verblijfsruimte.
Met dit water moest men zich wassen voor men de kooi in dook , en na het slapen tandenpoetsen en alles doen wat men normaal met water doet.
De bakkie jongen was dan ook heel druk met het water halen, ook omdat het met de gammele pomp omhoog moest worden gepompt en er altijd voor iedereen schoon water in de emmers moest staan.
Zodra er zeepwater in de emmers zat, moesten deze worden leeg gegooid en gevuld worden met schoon water.
Dit is nog maar één taak van de bakkiesjongen, wat was hij druk op een dag, dinsdag 8 april gaan we verder met deel twee.