Dit weekend in de Gouden terugblik Clive Powell die op 26 juni 1943 is geboren in Leigh, Lancashire (nabij Manchester, Engeland) en onder zijn artiestennaam “Georgie Fame” bekend is geworden.
Hij viert zijn zevenenzeventigste verjaardag.
Hij is een Engelse rhythm and blues en jazzzanger en keyboardspeler en had een aantal grote hits in de jaren 60.
Bij mij is hij bekend geworden omdat de manager van Georgie Fame in het begin van de jaren 60 van de twintigste eeuw “Ronan O’Rahilly” was.
Voor Ronan lukte het niet om de platen van Georgie Fame gedraaid te krijgen bij de “BBC” of bij “Radio Luxembourg”.
Dit was uiteindelijk voor hem de aanleiding tot het oprichten van een eigen zeezender:
“Radio Caroline”.
Hij begon op jonge leeftijd piano te spelen en trad als tiener op met verschillende groepen in Manchester, toen hij vooral dol was op “Fats Domino” en “Jerry Lee Lewis”.
In 1959 verhuisde zijn familie naar Londen, waar de zestienjarige werd ontdekt door songwriter “Lionel Bart”, vooral bekend van de “musical Oliver”.
Bart bracht hem in contact met talentmanager “Larry Parnes”, die Britse rockers als “Billy Fury”, “Marty Wilde”, “Johnny Gentle” en andere promootte.
De swingende, verrassend geloofwaardige mix van jazz en Amerikaanse R & B van Georgie Fame leverde hem een aanzienlijke aanhang op in zijn geboorteland, waar hij in de jaren ’60 drie nummer één singles scoorde.
Fame speelde naast zang piano en orgel en werd beïnvloed door artiesten als “Mose Allison”, “Booker T. & the MG’s” en “Louis Jordan”.
In het begin van zijn carrière heeft hij zijn repertoire ook doorspekt met Jamaicaanse ska- en bluebeat-melodieën, waarmee hij dat genre in Engeland populair heeft gemaakt,
tijdens zijn latere jaren was hij een van de weinige jazz-zangers van welke hij dan ook die
interesse toonde in de verdwijnende kunst van vocalese, en verdiende hij veel algemeen
respect van jazzcritici aan beide zijden van de Atlantische Oceaan.
Hij nam zijn artiesten naam aan en als Georgie Fame en in de zomer van 1961 trad hij officieel toe tot Fury’s begeleidingsband, “the Blue Flames”.
Toen Fury de band aan het einde van het jaar verliet, werd hij hun leadzanger en ze bereikten het Londense clubcircuit met een kenmerkende mix van rock, pop, R & B, jazz , en ska.
Van daaruit werden de Blue Flames een van de meest populaire live bands in Londen.
In 1963 tekenden ze bij EMI Columbia en in het begin van 1964 brachten ze hun veelgeprezen debuutalbum “Rhythm and Blues” uit.
In het begin was de verkoop geen succes, hun eerste drie singles flopten allemaal,
maar de bekendheid van de groep verspreidde zich.
Eind 1965 bereikte hij eindelijk de hitlijsten met “Yeh Yeh”, een swingend deuntje opgenomen door de Latin-jazzlegende “Mongo Santamaria” en met tekst van de vocale virtuoos
“Jon Hendricks” van “Lambert, Hendricks & Ross”.
Het nummer ging helemaal naar nummer één in de Britse hitlijsten en hij deed zijn
artiestennaam eer aan, het nummer de Top 20 in Amerika nauwelijks miste en in Nederland de top 40 haalde.
Zijn 1965 album “Fame at Last” bereikte de Britse Top 20, en na nog een aantal kleine hits had hij in 1966 opnieuw een Britse nummer één met “Getaway” waarmee hij ook in Nederland de top 40 haalde.
Na het album met de originele Blue Flames “Sweet Thing” in 1966, brak hij met de band en ging solo opnemen.
In het begin was hij in zijn solocarrière net zo productief als voorheen en begon met hij met de Top Ten bigband album “Sound Venture”, wat werd opgenomen met het orkest van
“Harry South”.
Dankzij het succes toerde hij het jaar daarop met de legendarische “Count Basie”.
Verschillende hit-singles volgden de komende jaren,
waaronder “The Ballad of Bonnie and Clyde”, die eind 1967 zijn derde Britse hitparade werd en ook weer in de Nederlandse top 40 op de vijfde plaats kwamen het jaar daarop zijn enige Top Tien hit in Amerika.
Maar in 1969 begon zijn succes af te nemen en in de hoop het meer op volwassenen
georiënteerde cabaretcircuit te veroveren, ging hij meer en meer over in de pure pop en weg van zijn roots.
In 1971 werkte hij samen met “Alan Price” van “the Animals” en nam hij een album op met
kritisch verguisde MOR-pop, de samenwerking Fame & Price leverde een bijna top tien hit op in “Rosetta” en een eerste plaats in de Nederlandse top 40, maar de samenwerking eindigde in 1973.
Hij vormde the Blue Flames opnieuw in 1974 en probeerde terug te keren naar R&B, maar zijn platen bij “Island Records” trokken weinig aandacht.
Hij bracht een groot deel van de jaren ’70 en ’80 door om rond te komen door op te treden op tv en het cabaretcircuit, en door reclameborden te schrijven; hij bleef ook platen maken maar met weinig tamtam.
In 1989 speelde hij orgel op het album “Avalon Sunset” van “Van Morrison”, dat in de loop van de jaren ’90 uitgroeide tot een vruchtbare samenwerking, hij speelde mee op albums van Morrison zo ook op “The Healing Game” uit 1997, ontving een co-billing op Morrisons jazzalbum “How Long Has This Been Going On” uit 1996 en was zelfs een periode als muzikaal directeur van Morrison.
Ondertussen ontving zijn eigen solowerk in de jaren ’90 enkele van zijn beste recensies sinds de jaren ’60, te beginnen met het album “jazzy Cool Cat Blues” uit 1991, met een duet met Morrison op “Moondance”.
In 1998 splitste Fame zich met Morrison om op te nemen en te toeren met de nieuwe groep van de voormalige “Rolling Stones” bassist “Bill Wyman’s Rhythm Kings” die orgel en zang bijdroeg aan verschillende albums.
In 2000, nu onder contract bij het Go Jazz-label bracht hij het veelgeprezen “Poet In New York” album uit, waarmee hij een indrukwekkende student werd van de vocale traditie van de jazz.
Op 18 april 2010 traden Fame en zijn zonen Tristan Powell (gitaar) en James Powell (drums) op in de Live Room in Twickenham Stadium voor de tiende verjaardag van The Eel Pie Club.
Een deel van de opbrengst van het concert kwam ten goede aan de “Otakar Kraus Trust”, die muziek- en stemtherapie biedt aan kinderen en jongeren met fysieke en mentale problemen.
Het trio trad later dat jaar op tijdens het “Towersey” Festival.
In juli 2014 speelde hij in het dorpshuis in ‘Goring-on-Thames’ en daarna op het “Cornbury” Festival in Oxfordshire.
Tegenwoordig treedt hij nog regelmatig op met tijdgenoten als Van Morrison en Bill Wyman.
Maar dit weekend de gouden terugblik in de BankShow met het nummer: Yeh yeh.
Georgie Fame – Yeh Yeh! (Later with Jools Holland Nov ’00)
Wat worden ze allemaal oud he, vergeet alleen even dat wij ook elke jaar ouder worden 🙂
Ha Hans,
lekker nummer voor een ouwe rocker!!
Ik zit heerlijk mee te swingen…
Alles goed met je?
Prettig weekend, Marlou
heerlijk nummer hans blijft zo lekker hangen ook weer he 🙂
gaat het nog goed met je ??
maak e reen heerlijk weekend van he
Leuk op vrijdagavond, Hans!
Lie(f)s.
Wat een heerlijk liedje om nog eens terug te horen. Ook interessant om een en ander over de artiest te lezen!
Georgie Fame heb ik leren kennen in duet met Alan Price. Die hadden een grote hit destijds.
Mooie beschrijving van zijn carrière.
een bekend nummer Hans
een behoorlijke carrière heeft die man
prettige dag
als ik luister ken ik het liedje wel, zoals ik zo vaak voor heb….
het doet me denken aan matt bianco
-€en @->- voor jou.
Zoals wel vaker ken ik het nummer heel goed, maar had ik geen flauw idee wie het zond. De naam Georgie Fame zegt me ook helemaal niks. Maar dit nummer en dat over Bonnie and Clyde ken ik dus wel.
Ik dacht dat ik hem niet kende, maar toen ik het filmpje beluisterde herkende ik toch wel de melodie!
Mooie nummer om te luisteren. Ik ken vaag ervan.
Fijn weekend gewenst.
Goedemorgen. Lekker swingend muziekje om mee op te staan. Ik wist niet dat hij dit ook zong.
Weer heel wat opgestoken.
Fijne dag.
Een bekend nummer dat door meer artiesten gespeeld is.
Zijn naam koppelde ik niet direct aan dit nummer.
Goh, zo had ik nog niet naar deze artiest gekeken. toch een aardige carrière. Een mooi nummer is dit.
Dit is wel bekend… zo word ik wel vrolijk wakker.
Love as Always
Di Mario
Heerlijk om te horen…
Slaap wel