Dit weekend is Alvin Stardust, wiens werkelijke naam Bernard William Jewry was,
de Gouden terugblik in de BankShow.
Hij werd geboren op 27 september 1942 in Londen en was een Engelse zanger.
Hij had diverse hits als My Coo Ca Choo en I Feel Like Buddy Holy.
Zijn jeugd bracht hij grotendeels door in Mansfield, Nottinghamshire.
Daar belandt hij, aangestoken door het rock-’n-roll virus, eind jaren 50 als roadie bij het lokale bandje Johnny Theakstone & The Tremolo’s.
Zijn naam, het geluid en het beeld waren gloednieuw, maar toen hij voor het eerst op de Britse scène verscheen in november 1973, gloeiend in een strak lederen kattenpak en zijn liefde voor zijn kleine coo-ca-choo beweerde, meer dan een toeschouwer wierp hem een blik toe en zei:
“Ik ken dat gezicht” en daar hadden ze gelijk in.
Meer dan een decennium daarvoor, in de jaren 1961- 62, had hij de artiestennaam
“Shane Fenton” en scoorde met twee van de meest memorabele hits uit de jaren ’60
van de pre-Beatles: “I’m a Moody Guy” en “Cindy’s Birthday”.
Sinds die tijd was hij in de vergetelheid geraakt en zocht hij zijn toevlucht in het nachtclubcircuit met een steeds vermoeidere oldies, totdat een ontmoeting met songwriter / producer
“Pete Shelley” hem plotseling weer op de juiste weg bracht.
Hoewel noch Fenton noch Shelley de pure hypnotische pracht van ‘My Coo Ca Choo’, het
nummer dat de Stardust persoon onder de aandacht bracht, bleken ze nog steeds een van de meest betrouwbare en constant plezierige hit makers teams te zijn van halverwege de jaren ’70.
Hij schreef “My Coo Ca Choo” lang voordat hij besloot wie het zou uitvoeren, alles wat hij wist was dat hij iemand wilde die rock & roll kon zingen en er behoorlijk gemeen uitzag.
In die tijd leek het hele land te worden verteerd door glam rock, met alle oppervlakkigheid die dat met zich meebracht.
Hij wilde iemand die zou worden gezien als het tegenovergestelde van dat alles.
Hij vond het in zijn alter ego in Alvin Stardust.
Omdat het een vroeger tijdperk was kon de naam Fentons niet meer worden gebruikt en zijn artiestennaam moest nieuw leven worden ingeblazen.
Alvin Stardust klonk volledig up-to-date en hoewel er zeker enkele kinderziektes waren in de weken voordat “My Coo-Ca-Choo” werd gelanceerd.
Tegen de tijd dat het nummer de Top 40 begon te bestijgen was het beeld van Alvin Stardust stevig gevestigd.
Zodat dat de media zich realiseerden wie hij werkelijk was, was een hele generatie popfans zo in de ban dat het er eigenlijk niet meer toe deed.
Met een kapsel uit de jaren ’50 -stijl, strak zwart leer en een permanente frons, gehurkt in een houding halverwege tussen een vechtende bokser en de geest van “Gene Vincent”, was hij de meest bedreigend ogende popster van die tijd.
Nog voordat de publiciteitsafdeling van Magnet Records in beweging kwam, hadden de media hem al verschillende nicknames gegeven zoals: “The Man in Black”, “The Untouchable”,
“The Star Who Forbidden to Smile”, “The Son of Gary Glitter”.
De kindertelevisie overwoog serieus om hem te verbieden om in programma’s te verschijnen voor het geval hij de jonge kijkers bang maakte, maar niets kon “Mijn Coo Ca Choo” stoppen.
De single steeg naar nummer twee omdat hij van de eerste plaats werd gehouden door
collega-veteraan “Gary Glitter”.
Zijn nummer “Jealous Mind”, haalde wel de eerste plaats, meer dan gecompenseerd voor
die teleurstelling en in het volgende jaar, in de zomer van 1975, produceerden Shelley en Stardust nog vijf, bijna even memorabele, hitsingles: “Red Dress”, “You You You”, “Tell Me Why”, “Good Love Can Never Die” en “Sweet Cheatin ‘Rita”.
Met het nummer “Jealous Mind” haalde hij in 1973 de top van de Britse hitlijst.
Hij was van plan dat najaar voor het eerst in dertig jaar met een nieuw album te komen.
De hits stopten daarna, maar hij had al plannen gemaakt voor de toekomst.
Hij had het leer en de frons al laten vallen, terwijl vooral zijn laatste twee singles een gevoelige kant hadden onthuld voor de eens demonische performer.
Met een publiek dat nu zoveel ouders als kinderen omvatte, richtte hij zijn aandacht op het rock & roll revival circuit en bleef een succesvolle live-draw tot ver in de vroege jaren ’80.
Hij ontwikkelde toen een vrij opmerkelijke comeback, tekende bij het Stiff Records-label een contract en keerde terug naar de hitlijsten met “Pretend”.
Het bereikte nummer vier in de herfst van 1981 en terwijl hij toen weer in stilte verviel, was het slechts een vluchtige hit.
In mei 1984 keerde hij terug met het nummer “I Feel Like Buddy Holly” in de hitlijsten, gevolgd door “I Won’t Run Away” en de feestelijke favoriet “So Near to Christmas”.
Hij vierde het 25-jarige hitlijsten succes het jaar daarop toen “Got a Little Heartache” de in de hitlijsten doorbrak.
Het was om zijn laatste hit te bewijzen en na die tijd bleef hij een vaste waarde op het live circuit en verscheen hij ook af en toe op televisie en op het podium.
Maar op donderdag 23 oktober 2014 is hij op 72-jarige leeftijd overleden.
Stardust stierf na een kort gevecht met prostaatkanker, dit werd bevestigd door zijn manager.
Zijn dood kwam slechts twee weken voordat hij na dertig jaar zijn eerste album “Alvin” zou uit brengen.
Hij stierf thuis met zijn vrouw en familie om hem heen.
Zijn eerste top 40 hit in Nederland was My Coo Ca Choo en is dit weekend de Gouden terugblik.
Alvin Stardust – My Coo Ca Choo.